Deel op facebook

Bieke Purnelle

Hoe een kortere werkweek ruimte maakt voor solidariteit

Lees het artikel hieronder of download de pdf

Een kortere werkweek is geen utopie. Het is een hefboom. Voor meer ademruimte. Voor meer gelijkheid. En vooral: voor meer solidariteit. Want pas als mensen tijd hebben, ontstaat er ruimte om voor elkaar te zorgen, in gezinnen, buurten en de samenleving als geheel.

“Zorg is voor mij de stille fundering van onze samenleving. Een soort onderliggende pijler die alles draagt, maar die je zelden ziet. Zoals onderwaterconstructies: je merkt ze niet op, maar haal je ze weg, dan stort alles in. Zo kijk ik naar zorg.”

“We moeten zorg opnieuw leren zien als iets fundamenteels”, zegt Bieke Purnelle, directeur van RoSA en freelance journaliste, “als een collectieve kracht die onze samenleving bijeenhoudt. Als je zorg wegneemt, valt de gemeenschap uit elkaar. Daarom is het tijd om zorg niet langer te beschouwen als iets wat er bij komt, maar als de kern van een gezonde, solidaire samenleving.”

Bieke Purnelle is directeur van RoSa, het kenniscentrum dat werkt rond gender, feminisme en gelijke kansen. RoSa documenteert, informeert en sensibiliseert een breed publiek over deze thema's. Bieke combineert deze functie met haar werk als freelance journaliste en columniste. Zij schrijft onder meer voor De Standaard, Mo en rekto:verso. Zij heeft een brede achtergrond in de non-profitsector, media en cultuur. Haar expertise ligt op het snijvlak van genderdiversiteit, co-creatie, publieke communicatie, journalistiek en maatschappelijke verandering.

Vandaag lijkt zorg vaak herleid tot twee contexten. Enerzijds de familiale sfeer: ouders die voor hun kinderen zorgen, of mantelzorgers voor een familielid. Anderzijds de professionele sfeer, waar zorg een transactie is tussen zorgverleners en mensen die ziek zijn of hulp nodig hebben. Dat zijn de dominante kaders waarin we vandaag over zorg spreken.

Maar zorg is veel ruimer dan dat. Denk aan het spontane zorgen voor buren, in de straat, in de buurt. Dat zie ik vandaag veel minder. Het lijkt verdrongen.

“Mijn moeder is daar nog een voorbeeld van”, vertelt Bieke. “Ze is onlangs verhuisd na 55 jaar in hetzelfde huis te hebben gewoond. En daar, tussen haar oude buren, was het vanzelfsprekend dat mensen voor elkaar zorgden. Ze kwam thuis en zag dat het gras al gemaaid was, zonder dat ze dat had gevraagd. Iemand had het gewoon gedaan. Dat was normaal.”

“Ik heb dat ook bij mijn grootouders gezien. Zorg voor elkaar gebeurde spontaan, zonder dat er een familierelatie moest zijn of dat er een formele zorgvraag nodig was. En eerlijk gezegd maak ik me over ‘dat stukje spontane zorg’ het meeste zorgen. Natuurlijk zijn er ook problemen met de formele zorg, maar het verdwijnen van die alledaagse belangeloze zorg raakt echt aan de kern van wat samenleven betekent. Dat is wat gemeenschappen bijeenhoudt.”

"In een neoliberale samenleving krijgt belangeloze zorg nauwelijks erkenning. Daardoor wordt zorg sneller geprofessionaliseerd of gecommercialiseerd, ook waar dat misschien niet nodig is."

Als zorg geen tijd meer krijgt

We leven vandaag in een samenleving die veel individualistischer is dan pakweg vijftig jaar geleden. Mensen zijn meer op zichzelf en hun kleine kerngezin teruggeplooid. Tegelijk is voltijds werken de norm geworden, waardoor er nauwelijks ruimte overblijft om ook voor anderen te zorgen.

Deze veranderingen zijn tekenend voor de tijdsgeest waarin we leven. Het meritocratische ideaal overheerst: wie iets wil betekenen, moet presteren, moet bijdragen. Geld is belangrijk, en bijdragen wordt dan al snel afgewogen aan productiviteit of winst. Zo’n klimaat laat weinig ruimte voor zorgzaamheid die niet meetbaar of rendabel is.

Wanneer informele zorg voor een dierbare niet langer haalbaar is, blijft vaak alleen de stap naar een zorginstelling over. Dat gaat gepaard met een fundamenteel andere zorgdynamiek. Niet per se slechter, maar wel afstandelijker dan de zorg van iemand uit je eigen netwerk die spontaan langskomt.

Die spontane, niet-betaalde zorg staat steeds meer onder druk. Een van de belangrijkste oorzaken is tijd. Mensen hebben simpelweg te weinig ruimte in hun leven. Als we allemaal 30 uur per week of minder zouden werken, dan zou er veel meer ruimte ontstaan voor solidariteit en zorg voor elkaar.

Nu komen mensen vaak uitgeput thuis, moeten dan nog koken, opruimen, de kinderen in bed leggen… Tegen de tijd dat alles gedaan is, is de dag voorbij. Extra zorg voor anderen past daar niet meer tussen.

Waarom een kortere werkweek geen utopie is

“Het dominante neoliberale discours heeft zich diep genesteld in ons bewustzijn”, verduidelijkt Bieke Purnelle. “We zijn gaan geloven dat ‘de wereld nu eenmaal zo werkt’. En wat vanzelfsprekend lijkt, stel je zelden nog in vraag.”

Voorstellen zoals een verkorte voltijdse werkweek worden vandaag al te vaak weggezet als naïef of radicaal: iets voor feministen en idealisten. Een open debat erover lijkt haast onmogelijk. Toch leeft het idee al decennialang binnen de vrouwenbeweging en blijft het brandend actueel.

"Onbetaalde zorg wordt niet gestimuleerd, maar afgestraft. Terwijl deze zorg onmisbaar is voor onze samenleving, blijft ze structureel ondergewaardeerd en onzichtbaar."

We leven in een systeem waarin het nog steeds als vanzelfsprekend wordt beschouwd dat vrouwen de onbetaalde zorg op zich nemen en daar later financieel de gevolgen van dragen. Wie tijdelijk stopt met werken om voor een zorgbehoevend familielid te zorgen, ziet dat vaak weerspiegeld in een lager pensioen of gemiste loopbaankansen. Die inzet wordt zelden erkend, laat staan gewaardeerd. Onbetaalde zorg wordt niet gestimuleerd, maar afgestraft.

Zorg en opvoeding worden steeds vaker gezien als iets dat thuishoort in de private sfeer, los van de samenleving. Maar dat was ooit anders. Kinderen werden vroeger meer gezien als deel van de gemeenschap. In sommige delen van de wereld is dat nog steeds zo. Hier is die collectieve verantwoordelijkheid verschoven naar het individu. Wanneer het misgaat en jongeren over de schreef gaan, dan wijzen we al snel met de vinger naar ‘slechte ouders’ of een ‘slechte opvoeding’.

De sociale controle die ooit vanzelfsprekend was, is grotendeels verdwenen. Wie opgroeide in een buurt waar ook buren je aanspraken als je iets verkeerd deed, herkent het verschil. Vandaag is opvoeden een geïsoleerde opdracht geworden, met weinig ruimte voor gedeelde zorg.

Toch bestaan er nog altijd voorbeelden van gedeelde zorg, bijvoorbeeld wanneer ouders onderling afspraken maken om de schoolvakantie van 9 weken tijdens de zomer te overbruggen. Dat soort informele kinderopvang is een vorm van spontane solidariteit die standhoudt, maar enkel voor wie over een netwerk beschikt.

Wie echter weinig sociale contacten heeft of in een kwetsbare positie leeft, kan moeilijker terugvallen op informele hulp. Tegelijk blijft het beleid hardnekkig vasthouden aan het klassieke gezinsideaal — vader, moeder, kinderen — terwijl dat model al lang niet meer de norm is. Ongeveer de helft van de Vlaamse huishoudens bestaat vandaag uit alleenstaanden, al dan niet met kinderen. Toch zijn veel beleidsmaatregelen nog steeds afgestemd op dat traditionele gezin, terwijl alleenstaande huishoudens met heel andere uitdagingen geconfronteerd worden.

Het gevolg is dat mensen in een onmogelijke spagaat worden geduwd. Vooral vrouwen betalen de prijs: zij zijn oververtegenwoordigd in de cijfers over burn-out en langdurige werkonbekwaamheid. Dat is geen toeval. We vragen vandaag dingen van mensen die niet meer haalbaar zijn.

De verkorte voltijdse werkweek wordt uitgetest in binnen- en buitenland. Uit experimenten met collectieve arbeidsduurverkorting blijkt dat werknemers beter presteren, minder vaak uitvallen en meer voldoening halen uit hun job. Het verhoogt de levenskwaliteit voor iedereen: minder stress, minder pendeltijd, meer vrijheid en meer gendergelijkheid. Tegelijkertijd gaat de productiviteit erop vooruit, omdat werknemers gemotiveerder zijn en meer flexibiliteit tonen tegenover hun werkgever. Ook voor werkgevers zijn er tal van voordelen, zoals de productiekosten die dalen. Er worden pogingen gedaan om de terugverdieneffecten van arbeidsduurverkorting te berekenen, maar op grote schaal blijft dat voorlopig onzeker. (rosavzw.be/nl/themas/arbeid/arbeid-en-zorg/arbeidsduurverkorting)

Als je als overheid of als samenleving een zorgmodel vooropstelt waarin mensen spontaan voor elkaar zorgen - en dat wordt dan als ‘normaal’ gezien - dan moet ook het beleid in die logica meegaan. Het is allemaal met elkaar verbonden. Het gaat trouwens niet alleen om onbetaalde zorg. Ook in de betaalde zorgsector zijn het vooral vrouwen die het werk doen, vaak in ondergewaardeerde, zwaar belastende jobs.

 Dat we vandaag nog moeilijk mensen vinden voor die functies, heeft alles te maken met de omstandigheden waarin ze moeten werken. In de thuisverpleging zie je dat probleem heel concreet. De tijd die thuisverplegenden per patiënt krijgen, is gewoon ontoereikend. Je kan zo geen kwalitatieve zorg bieden. En toch verwachten we dat het blijft draaien. Alsof het systeem vanzelf blijft functioneren, terwijl de mensen die het draaiende houden steeds vaker op hun limieten botsen.

Individuele oplossingen zijn geen antwoord op structurele ongelijkheid

Hoewel het debat over zorg vaak rond vrouwen draait, delen ook veel mannen het verlangen naar meer tijd voor hun kinderen of ouders. Het gaat dus niet alleen over gender, maar over een bredere visie op werk, zorg en samenleven.

 Toch zijn het vooral vrouwen die de gevolgen van het huidige systeem aan den lijve ondervinden. Dat blijkt onder meer uit de opmars van de zogenaamde ‘tradwives’: vrouwen die bewust kiezen voor een traditioneel huisvrouwenbestaan. Maar zulke keuzes zijn alleen weggelegd voor wie zich dat financieel kan veroorloven. Ze bieden geen structurele oplossing. En al zeker geen antwoord op de bredere zorgcrisis.

Maatschappelijke problemen worden steeds vaker teruggeduwd naar het individu. Alsof je alles zelf maar moet oplossen binnen je eigen gezin, zonder oog voor mensen die alleenstaand zijn, met extra uitdagende zorgnoden worstelen of weinig sociale vangnetten hebben.

"Vandaag worden we vooral aangesproken op onze productiviteit. Dat is de maatstaf geworden voor burgerschap. Het is een visie zonder bezieling. Zonder verbondenheid."

Een andere strategie is het uitbesteden van zorgtaken aan laagbetaalde vrouwen, vaak met een migratieachtergrond. Zo ontstaat er een ‘global care chain’: een mondiaal systeem waarin vrouwen kunnen blijven meedraaien, maar ten koste van economisch achtergestelde vrouwen die het nog moeilijker hebben. Wie zorgt dan voor de kinderen van de nanny of de poetsvrouw? Is dit wat we onder feminisme verstaan?

Voor hoogopgeleide vrouwen met voldoende middelen kunnen zulke oplossingen werken: ze besteden het huishouden uit, laten iemand de kinderen ophalen, en houden zo hun leven draaiende. Maar structureel verandert er niets. De samenleving als geheel wordt er niet rechtvaardiger van.

Wat kost het om niét te investeren?

Er wordt altijd heel precies uitgerekend wat iets kost, maar tegelijk laat men opvallend vaak na om te berekenen wat die massale uitval van mensen de samenleving kost. Wat kost het ons als zoveel mensen langdurig thuis zitten? Waarom zitten ze thuis? Omdat ze de combineerdruk niet volhouden.

"Het zit diep. Het idee dat succes altijd persoonlijk verdiend is en falen altijd je eigen schuld. Dat is een mythe. En zolang we die blijven geloven, blijven we boos op de verkeerde mensen."

We vinden vandaag geen mensen meer voor essentiële functies: geen verpleegkundigen, geen kinderbegeleiders, geen leerkrachten. En toch blijft een grondige analyse uit. Waarom zijn die jobs niet meer aantrekkelijk?

Het gaat niet alleen over loon. Het gaat over de context waarin mensen moeten werken, hoe ze hun werk moeten doen: gehaast, zonder echte betrokkenheid, en zonder de tijd om iemand de aandacht te geven die nodig is. Als dat niet verandert, blijft het dweilen met de kraan open. En dat kost de samenleving handen vol geld. Dan blijven we symptomen bestrijden, zonder de dieperliggende oorzaken aan te pakken.

“Neem nu de scholen in Brussel die nog maar vier dagen les kunnen geven. En tegelijk hoor je politici praten over ‘excelleren in het onderwijs’. Hoe rijm je dat?”, vraagt Bieke zich af.

“De verantwoordelijkheid wordt telkens doorgeschoven naar het individu. Ouders, leerkrachten, zorgverleners… Maar de structurele oorzaken blijven buiten beeld.”

“Wat me nog het meest stoort, is het gebrek aan journalistieke tegenkracht. Kritische vragen blijven uit”, stelt Bieke vast. “Iemand zegt: ‘Dat kost te veel.’ En dat is het dan. Debat afgesloten. Maar waarom vraagt niemand: ‘Wat kost het ons dat zovelen langdurig uitvallen?’ Dáár begint het echte gesprek.”

Zwijgen heeft een prijs

Er is geen visie. Geen plan. Geen antwoord op de vraag waarom zoveel mensen uitvallen, laat staan dat we een idee hebben hoe we dat kunnen voorkomen. Niemand stelt die fundamentele vraag: ‘Wat ga je daaraan doen?’ Hoe maken we jobs leefbaarder en aantrekkelijker? Het is geen thema. Niet in het beleid, nauwelijks in het publieke debat.

De weinige stemmen die het aankaarten, komen vooral uit feministische hoek. Zelfs van vakbonden hoor je zelden pleidooien voor structurele arbeidsduurverkorting. En dat is opvallend, maar ook begrijpelijk. Er gebeurt zoveel tegelijk dat organisaties hun strijd zorgvuldig kiezen. Ze focussen op wat haalbaar lijkt. En arbeidsduurverkorting? Dat lijkt utopisch en onhaalbaar, dus zwijgen we erover. Maar dat zwijgen heeft een prijs. Want zolang we het niet hebben over de kern van het probleem, verandert er niets.

Voltijds werken? Alleen als het leefbaar is

Het terugbrengen van de voltijdse werkweek naar 28 of 32 uur is geen wondermiddel, maar wél een essentieel deel van de oplossing. Want pas dan wordt het binnen gezinnen haalbaar om zorgtaken eerlijk te verdelen.

Onderzoek toont het keer op keer: veel koppels delen de taken redelijk gelijk tot er kinderen komen. Dan kantelt het. Vrouwen blijven maanden thuis, nemen het grootste deel van de zorg op zich en bouwen zo automatisch een achterstand op. Die achterstand is later moeilijk nog recht te trekken.

En het blijft niet bij tijd. Vanaf het moment dat een vrouw een kind krijgt, verliest ze gemiddeld tot 40% van haar inkomen. Voor mannen geldt dat niet, integendeel. Zij worden vaak beloond, gezien als stabiele krachten, en maken promotie.

In dat licht is het behoorlijk cynisch om tegelijk te zeggen: ‘Vrouwen moeten voltijds werken,’ én: ‘We hebben meer kinderen nodig.’ Want vrouwen weten intussen: een kind krijgen is nefast voor je carrière. Dus wat willen we nu eigenlijk? Meer kinderen? Meer vrouwen aan het werk? Allebei tegelijk lukt voorlopig duidelijk niet.

Als we voltijds werk leefbaarder maken door een verkorte werkweek, dan kunnen we die knoop beginnen te ontwarren. Minder werken verlicht de druk op gezinnen én op de kinderopvang. Want alles hangt samen.

Verbeelding als verzet

“Het is moeilijk om tegen het dominante verhaal in te denken. We zijn opgegroeid met een wereldbeeld waarin dit economische systeem als vanzelfsprekend geldt”, erkent Bieke. “Alsof er geen alternatief is. Maar dat is natuurlijk niet zo. Het vraagt wel veel mentale flexibiliteit om dat in vraag te stellen. En verbeelding, is iets dat we een beetje kwijt zijn.”

“Als mensen meer tijd krijgen, zullen ze ook meer mentale ruimte hebben om over dit soort dingen na te denken. Ik geef een banaal voorbeeld dat misschien onnozel zal klinken. Maar wie van het werk naar huis moet racen om eten op tafel te krijgen, grijpt naar voorverpakte groenten en allerlei plastic bakjes. Er is dan geen tijd om bewust te kiezen, laat staan om zelf te oogsten of naar de markt te gaan. Dat is een totaal andere levensstijl.”

We leven gejaagd. Alles moet snel. En die snelheid legt druk op veel andere kwesties, ook op het klimaat. Dat is gewoon zo.

Herwaardering van maatschappelijk dienstbaar werk

De waardering van werk is een van de vreemdste paradoxen in onze samenleving. Welke jobs krijgen status en welke niet? Het is een ongemakkelijke vraag en tegelijk een heel onthullende.

We kijken op naar managers, consultants, bankiers. De zijn de zogenaamde bullshit jobs, zoals Rutger Bregman ze noemt — en voor hem al David Graeber (David Graeber (2018) Bullshit Jobs: A Theory.). Hij zei: als je die goedbetaalde, prestigieuze functies zou schrappen, draait de samenleving gewoon door. Maar haal de vuilnisophaler, de verpleegkundige of de leerkracht weg en alles stort in. Toch hebben we meer ontzag voor de bankier dan voor de vuilnisman.

Rijkdom opbouwen ten koste van anderen lijkt normaal geworden. Meer nog: het wordt bewonderd. Ondernemers zijn de nieuwe halfgoden. Ze ‘creëren jobs’, ze ‘werken hard’. Maar ondertussen hebben we geen tekort aan ondernemers. We hebben een tekort aan verpleegkundigen.

“Hoe je dat verandert? Ik weet het niet”, moet Bieke Purnelle toegeven. “Maar als je met verpleegkundigen praat, en ik ken er wel wat, dan hoor je zelden dat het om geld draait. Het gaat om tijdsdruk, personeelstekort, het gebrek aan rust. Ze draaien constant, kunnen amper vakantie nemen en moeten patiënten ‘afhaspelen’ in vijf minuten. Want er wachten er nog vijftig. In de kinderopvang is het al niet anders: één begeleider voor negen baby’s of peuters. Dat is onmogelijk. Niet wenselijk voor de kinderen en onhoudbaar voor de verzorgers.”

“Maar zolang we alles in een verdienmodel gieten, komt essentiële zorg onder druk. Zelfs openbaar vervoer moet plots ‘rendabel’ zijn. Wie heeft ooit beslist dat zorg of mobiliteit winst moeten genereren? Dat verwachten we toch ook niet van onderwijs? Zo maak je de basis kapot.”

Wanneer mensen in een permanente survivalmodus terechtkomen, door voltijds werk, zorgtaken en voor veel vrouwen ook nog mantelzorg, wordt dat gewoon onhoudbaar. Toch lijkt dat besef maatschappelijk nauwelijks door te dringen. Het aantal langdurige uitvallers stijgt. Steeds meer mensen vallen terug op een uitkering. Maar in plaats van te onderzoeken waarom dat gebeurt, blijft het vaak bij een vaststelling. En vervolgens gaat men over tot de orde van de dag.

Activisme onder vuur, maar essentieel voor verandering

Verandering komt. Altijd. De geschiedenis leert ons dat alles in golven beweegt: actie en reactie. Maar als je er middenin zit voelt het eindeloos. Toch groeit het besef dat het huidige systeem niet werkt, of toch niet goed genoeg. Dat is hoopgevend. Alleen: wat het alternatief is, blijft vaag. En meestal, zo leert de ervaring, moet de situatie eerst verder escaleren voor er werkelijk iets verschuift.

“Dat zie je ook bij het klimaat. We zijn ontzettend cognitief dissonant”, merkt Bieke Purnelle op. “We weten wat er aan de hand is, maar het is te groot, te ongemakkelijk. Dus stoppen we het weg. Want erkennen wat er misloopt, betekent ook: je manier van leven, je gewoonten herzien. En daar willen veel mensen niet aan.”

Een echte kentering voltrekt zich pas wanneer het echt niet anders kan. Verandering zal uit meerdere richtingen moeten komen: via beleid, via maatschappelijke actie, maar ook via taal, verhalen en cultuur.

Wat betekent activisme vandaag? Is het protest op straat, of ook het schrijven van een column die het dominante discours subtiel bevraagt? Activisme kent vele vormen: groot of klein, zichtbaar of stil. Er zijn vele manieren om bij te dragen tot op het punt waarop je het dominante verhaal herschrijft. Daar ligt de kern.

Toch liggen woorden als ‘activist’ en ‘feminist’ vandaag moeilijk. Wie zich ermee identificeert, wordt vaak in een hokje geplaatst. Activisme ligt onder vuur. Kijk naar hoe klimaatactivisten worden aangepakt, in contrast met de behandeling van boze boeren. Het verschil is schrijnend: waar de ene groep wordt gehoord en zelfs gesteund, wordt de andere gecriminaliseerd. Je wordt vandaag niet bepaald aangemoedigd om activist te zijn.

Verandering begint daar waar iemand besluit zich te engageren. De echte uitdaging is dan ook: hoe raken mensen bewogen om mee te doen? Hoe maken we hen warm voor verandering?

Organisaties zoals Caruna kunnen daarin een rol spelen, maar ze kunnen het niet alleen. Vroeger had het middenveld meer invloed op beleid. Vandaag is dat veel moeilijker. Grote bedrijven krijgen makkelijker toegang tot de politieke arena dan middenveldorganisaties. Sommige stemmen worden simpelweg als ‘lastig’ bestempeld. Toch blijft het cruciaal om met politici te blijven spreken, over partijgrenzen heen.

Bieke is hoopvol: “Ik geloof ook dat veel mensen, vaak onbewust, wél klaar zijn voor verandering. Maar hoe maak je de geesten rijp voor een alternatief? Ik heb daar geen pasklaar antwoord op.”

Crisissen zijn vaak de motor van verandering. Maar het kan twee kanten uit. De ene grijpt de crisis aan om te privatiseren, de andere om te hervormen. En we weten intussen: ‘de markt’ lost zelden iets fundamenteels op.

Soms is één symbolisch moment genoeg om iets te doen kantelen. Soms is het een crisis, iets dramatisch. Want met cijfers, statistieken of rapporten alleen kom je er niet. Die hebben vandaag helaas nauwelijks nog impact, zeker wanneer ze niet passen binnen het dominante verhaal. Dat zie je ook bij het klimaat: data worden vaak genegeerd of selectief ingezet.

Er wordt nochtans veel belang gehecht aan kennis, zeker in het onderwijs. Maar tegelijk wordt een enorme hoeveelheid kennis, bijvoorbeeld over klimaat of zorg, structureel genegeerd. Omdat die kennis ongemakkelijk is. Ze verstoort het verhaal. En dat is niet alleen cynisch, het is ook pijnlijk reëel. Precies daarom is activisme nodig. Niet als probleem, maar als tegenkracht.

Neem de eerste grote vrouwenstaking bij FN-Herstal (1966): een historisch moment in de strijd voor gelijk loon. En toch kent bijna niemand het. Het wordt simpelweg niet verteld. Er wordt weinig gesproken over hoe gewone mensen leefden, of over hoe zij hebben gestreden voor rechten, voor betere arbeidsvoorwaarden, voor een menswaardig bestaan.

“Verandering komt er niet vanzelf. Dingen veranderen omdat mensen dat willen. En omdat ze er iets voor doen. Voor mij is dat een evidentie”, benadrukt Bieke. “Maar ik zie dat het voor veel mensen vandaag niet meer zo vanzelfsprekend is. En dat is precies waarom het zo belangrijk is om ook die andere verhalen te vertellen.”

Zorg is de lijm van de samenleving

“Zorg opnieuw breed durven definiëren is misschien het belangrijkste dat we kunnen doen”, stelt Bieke voor. “Niet alleen als iets wat gebeurt in ziekenhuizen of binnen gezinnen, maar als een fundamentele kracht die onze samenleving bij elkaar houdt.”

 “Zorg is niet alleen iets wat je doet, het is iets wat je draagt. Het zit in hoe we met elkaar omgaan, hoe we ruimte maken voor kwetsbaarheid, hoe we verantwoordelijkheid opnemen voor elkaar. Als je zorg wegneemt, valt de gemeenschap uit elkaar. Daarom moeten we zorg niet reduceren tot een individuele opdracht, maar erkennen als een collectieve, maatschappelijke waarde.”

 Maar er is hoop. Steeds meer stemmen pleiten voor verandering, voor meer menselijkheid op de werkvloer en voor systemen die mensen ondersteunen in plaats van uitputten. “Door samen te werken aan een warmere, betrokkenere werkomgeving, kunnen we opnieuw trots worden op wat we doen en vooral op hoe we het doen.”

 “Time is how you spend your love”, citeert Bieke bij wijze van afsluiting. Het is haar lievelingsquote, die ze vond bij schrijfster Zadie Smith. “Hoe we onze tijd besteden, zegt alles over wat we belangrijk vinden. De strijd om tijd is een strijd om betekenis, om aandacht, om liefde.”

 Caruna kan daarin een sleutelrol spelen: door zorg zichtbaar te maken als iets dat ons allemaal aangaat en dat ons allemaal verbindt.

 

Meer lezen over gendergerelateerde kwesties, feminisme, maatschappelijke verandering

Deel op facebook