Sally Scholz
Zorg en solidariteit, als concept en in de praktijk
Lees het artikel hieronder of download de pdf
Professor Sally Scholz over het belang van radicale inzet voor het vormgeven van gemeenschappen en het bevorderen van onderlinge solidariteit …
“Tijdens mijn voorbereiding voor dit interview schreef ik enkele woorden neer in mijn notitieboek: ZORG is erkennen van de complexiteit waarmee alles verbonden is. Uit die erkenning blijkt duidelijk de relationele aard van zorg, zijn inbedding in maatschappelijke en gemeenschapscontexten en zijn gerichtheid op het versterken van zowel het individuele als het collectieve welbevinden.”
Sally J. Scholz is Amerikaanse en professor filosofie aan Villanova University. Haar onderzoek is gefocust op sociale en politieke filosofie en feministische theorie. In haar werk rond solidariteit onderzoekt ze de belangrijke morele en politieke relaties waarmee bewegingen voor sociale verandering gepaard gaan.
Zorg richt zich op het laten floreren van individuen en gemeenschappen
Professor Sally Scholz is in België geen bekende naam. Ze verscheen op de radar van het Caruna-team via haar publicaties over het belang en de rol van solidariteit in een zorgzame samenleving. Ze koppelt haar filosofisch onderzoek, dat gegrond is in de grote feministische traditie, aan reflectie over sociale veranderingen.
Over het concept ‘zorg’ zegt ze bedachtzaam het volgende: “Ik probeer het concept zorg te ontrafelen, als onderzoeker, als mens en als burger. Fundamenteel is volgens mij dat zorg engagement en inzet omvat. Vaak zijn die het resultaat van een bewuste, vrijwillige keuze, maar niet altijd. Individuen kunnen in situaties terechtkomen die vragen om in zorgpraktijken mee te gaan en aandacht te hebben voor het welzijn van anderen of van de gemeenschap, zelfs zonder het nadrukkelijk te willen of er zich bewust van te zijn. Dat engagement moet daarom in de brede en exclusieve betekenis worden opgevat als het geheel van alle (on)bewuste en (on)gewilde responsiviteit.”
Aandacht geven staat voor Scholz centraal in haar opvatting van zorg. Die aandacht omvat het vermogen om zorgbehoeften te zien, om problemen en kwetsbaarheid te herkennen en in hun volle complexiteit te vatten. Ze verduidelijkt: “In de vroege literatuur rond zorgethiek werd het gezin vaak als metafoor gebruikt bij het uiteenzetten van zorgrelaties. Er zijn critici die dat kader om die reden van de hand wijzen, maar ik bekijk de metafoor niet als zorg reduceren tot familiale verbanden maar als een beeld of illustratie van de dynamiek van aandacht en relationele betrokkenheid. Zorg manifesteert zich binnen het gezin immers als volgehouden aandacht voor de behoeften, het handelen en het floreren van anderen. Zorg is er niet op uit om de autonomie te ondermijnen maar wil integendeel de voorwaarden tot stand brengen waarbinnen autonomie en ontplooiing mogelijk worden. De metafoor van de ouderlijke zorg benadrukt dus de intensiteit van de aandacht en de verantwoordelijkheid die kenmerkend zijn voor echte, oprechte zorgpraktijken.”
Professor Scholz geeft het voorbeeld van haar eigen rol binnen de academische wereld: “Tijdens mijn periode als afdelingshoofd kwam ik erachter hoe diepgaand administratieve structuren en het floreren van academische gemeenschappen met elkaar verweven zijn. Met bureaucratie moet je vanzelfsprekend omgaan op een efficiënte en verantwoorde manier en door het goed te doen help je het floreren van je collega’s. Voorbij die formele structuren zoeken individuen echter ook erkenning voor de unieke manieren waarop ze in de wereld staan. Het werd me al snel duidelijk dat binnen het departement een zorgzame gemeenschap laten gedijen meer vergde dan overzicht van bovenaf. Even noodzakelijk was het om de omstandigheden in te voeren waarbinnen de collega’s elkaars unieke karakter konden zien en waarderen.
“Zorg, zoals ik die zie, omvat niet zomaar het bevredigen van onmiddellijke behoeften of het beschermen van de gezondheid, maar ook de langetermijnvoorwaarden onderhouden waarbinnen individuen en gemeenschappen kunnen floreren.
‘Zorg’ als moreel concept
Professor Scholz benadrukt dat zorg een moreel concept is. Nadenken over een zorgzame samenleving kan daarom nooit gereduceerd worden tot een louter technische afweging. Uit zorg blijkt een visie op mens en maatschappij: “voor mij zijn zorg en solidariteit beide morele begrippen. Ze drukken de aard uit van onze relatie tot elkaar en onderstrepen de ethische verantwoordelijkheden waarmee dat soort relaties gepaard gaan. Gevraagd naar een definitie van ‘goede’ zorg zou ik die omschrijven als een succesvolle afweging van verschillende dynamieken. Goede zorg krijg je als de onderlinge verbondenheid behouden blijft, als individuen kunnen floreren en als verantwoordelijkheden worden opgenomen maar ook billijk verdeeld zijn. Goede zorg gaat dus niet alleen over behoeften vervullen maar ook over laten bloeien, ook over garanderen dat de risico’s en de last van de zorg eerlijk verdeeld zijn, zodat niemand er kwetsbaarder op wordt door deel te nemen aan een zorgzame gemeenschap.”
“Het is belangrijk dat zorg mensen hun autonomie en verantwoordelijkheid niet ontneemt. Mensen ervaren zin door het uitoefenen van verantwoordelijkheid voor anderen, op voorwaarde dat de lasten eerlijk verdeeld zijn en er aandacht gaat naar wie af te rekenen heeft met verborgen of disproportionele kwetsbaarheid, omdat ze bijvoorbeeld geconfronteerd worden met ziekte, racisme, of seksisme.”
De vreugde die met zorg gepaard gaat
Sally Scholz omschrijft haar denken over zorg als hoop- en vreugdevol. Hoewel begrippen als kwetsbaarheid, verantwoordelijkheid en solidariteit zwaarwichtig kunnen overkomen, benadrukt ze consequent de vreugde die binnen zorgzame gemeenschappen ontstaat: “Het verbaast mij dat die vreugde vaak ontbreekt in discussies over zorg en solidariteit. Waar ingezet wordt op verbondenheid en waar individuen kunnen floreren binnen hun gemeenschappen ontstaat nochtans vreugde en zal een gevoel van tevredenheid heersen. Zorg mag niet aanvoelen als een opdracht of een last maar moet iets zijn wat je oprecht in stand wenst te houden. Hoewel ik als ethicus de term ‘verplichting’ accepteer, geef ik toe dat hij velen negatief in de oren klinkt. Een goed begrepen zorgplicht hoeft nochtans niet als een last ervaren te worden maar houdt een bevestiging in van het morele leven dat we delen.”
“Ook uit psychologisch en sociologisch onderzoek blijkt het belang van plezier in solidariteit. Studies tonen aan dat individuen die zichzelf zien als onderdeel van iets groters daardoor geluk en voldoening ervaren. Vrijwilligerswerk opnemen plaatst ons in een bredere zorggemeenschap en helpt om onze individuele problemen in perspectief te zien. Deelnemen aan collectieve praktijken, in een koor, binnen een religieuze gemeenschap, of tijdens een schoonmaakactie in de buurt, doet een gevoel van verbondenheid ontstaan. Een dergelijk engagement dat ervaren wordt als een festival van samenwerking en gedeelde vreugde versterkt de solidariteit en de hoop.”
“In dit verband denk ik vaak aan Rousseaus opvattingen over festivals: niet de geplande, commerciële evenementen waar je een ticket voor koopt, maar het feest dat organisch ontstaat uit gezamenlijke inspanningen. Dergelijke ervaringen illustreren hoe solidariteit niet alleen berust op plichtsbesef, maar ook op vreugde, samenhorigheid en het gevoel dat we allemaal deel uitmaken van iets dat onszelf overstijgt.”
Solidariteit als ‘moeilijke uitdaging’
“Solidariteit vergt ook inspanningen en vereist een vermogen om met complexiteit om te gaan en om verschillende problemen tegelijk in het oog te houden. Daarom spreekt het concept ‘moeilijke problemen’ me zo aan: zorg en solidariteit vereisen vaak dat we precies met dat soort complexe, onderling afhankelijke uitdagingen weten om te gaan.”
We vroegen professor Scholz om het concept ‘solidariteit’ wat nader uit te werken. Solidariteit is vaak aan het werk als een onzichtbare waarde onder onze welvaartstaat, maar komt in toenemende mate onder druk te staan. Professor Scholz erkent dat en kan vanuit haar achtergrond in de Verenigde Staten bepaalde aspecten in perspectief plaatsen.
“In mijn werk heb ik het doorgaans over drie grote vormen van solidariteit. De eerste is politieke solidariteit. Dat is de solidariteit die we zien bij sociale bewegingen: mensen zoeken elkaar op om samen verandering tot stand te brengen, vaak als antwoord op onrechtvaardigheid, onderdrukking of tirannie.
De tweede vorm is sociale solidariteit. Hiervoor baseer ik mij op het werk van Émile Durkheim. Sociale solidariteit gaat over het cement dat gemeenschappen bij elkaar houdt. Terwijl conflictstudies focussen op wat mensen uiteendrijft kijkt solidariteitsonderzoek naar wat hen samenbrengt. De intergenerationele solidariteit is hier een voorbeeld van: families blijven sterk verbonden over de generaties heen hoewel hun ervaringen heel erg uiteenlopen.
De derde tot slot is de burgerlijke solidariteit, waarvoor ik te rade ga bij Rousseau. Burgerlijke solidariteit verwijst naar de banden in de samenleving die verder gaan dan familieverbanden of kerkgroepen. Het doel daarvan, zoals Rousseau het beschrijft, is om ons de vrijheid te geven om ons te organiseren volgens onze eigen opvattingen over het goede leven. Maar om zoiets mogelijk te maken moeten we afrekenen met bepaalde maatschappelijke zwakke plekken, zoals armoede of een gebrek aan tijd en middelen, die mensen tegenhouden om volop deel te nemen aan het burgerlijke leven.”
“Als ik bijvoorbeeld twee baantjes nodig heb om te kunnen overleven zal mij dat verhinderen om deel te nemen aan overlegmomenten over de toekomst van de zorg. Voor zoiets als uw Caruna-initiatief is burgerlijke solidariteit vereist, zeker als je wil dat sociaal kwetsbare groepen eraan kunnen deelnemen en bijdragen.”
“Ik beschrijf de drie weliswaar afzonderlijk, maar ik zie ze als nauw met elkaar verbonden. Voor mij is solidariteit een soort van eenheid tussen het individu en de bredere gemeenschap. Het is ook geen louter descriptief begrip omdat er verplichtingen mee gepaard gaan. Daarin verschilt solidariteit van louter tot een gemeenschap behoren. Een gemeenschap kan bestaan zonder iets van haar leden te verwachten. Solidariteit daarentegen vraagt dat we opkomen voor elkaar. En wanneer we solidair optreden zijn we ook voor onszelf bezig. Het gaat niet zomaar om gedeelde belangen of transacties maar om een diepere wederkerigheid.”
Covidsolidariteit?
Al te vaak beperken mensen het gebruik van het woord solidariteit tot crisissituaties. Tijdens de pandemie bijvoorbeeld was het woord plots overal. Dat was inspirerend en heeft mensen moed gegeven. Onze acties weerspiegeld zien in die van anderen geeft kracht en uit crisissen putten we daarom de moed om onszelf te overstijgen. Maar als we solidariteit alleen maar zien als iets voor crisissen miskennen we hoe belangrijk het is om solidariteit in te bouwen in het dagelijkse leven. Net als zorg betekent ook solidariteit onze onderlinge afhankelijkheid erkennen en dag in dag uit werken vanuit die complexiteit.
Hoe solidariteit tot stand te brengen
“Een belangrijke stap bestaat erin om op verschillende niveaus tegelijk te leren denken: hoe onze handelingen ons persoonlijk beïnvloeden, de mensen rondom ons raken en verder uitwaaieren naar buiten. Laten we het voorbeeld nemen van zonnepanelen installeren op je dak. Dat lijkt op het eerste gezicht louter iets voor jezelf: je zult minder elektriciteit betalen. Door een solidariteitsbril bekeken gaat het echter ook over minder koolstof produceren, een betere luchtkwaliteit voor de kinderen van de buurt en zorg voor het milieu. En als je daarmee je buren inspireert krijg je een multiplicatoreffect. Solidariteit gaat over dergelijke vormen van verbonden en verbindend denken, niet louter over berekening en eigen voordeel.”
Het probleem is dat veel mensen het moeilijk vinden om voorbij hun onmiddellijke belangen te denken. Mensen moeten erin getraind worden om op uiteenlopende niveaus te denken: het eigenbelang, de belangen van anderen en die van het grotere gehaal, inclusief de behoeften van toekomstige generaties. Dat vermogen wordt op verschillende manieren bedreigd. Professor Scholz: “Om te beginnen zijn we onvoldoende in staat om het belang van solidariteit uit te leggen. Zo moeten we belastingen betalen niet zien als een straf maar als een manier van bijdragen tot het grotere geheel. Ten tweede is er het probleem van een groter wordende klasse van welgestelden die zich kunnen loskoppelen, een vorm van wat we bevoorrechte onverantwoordelijkheid kunnen noemen. En tot slot staan we ook voor een toenemende individualisering die weerspiegeld wordt in, en versterkt door het alomtegenwoordige gebruik van technologie .”
De noodzaak om sociale verbeeldingskracht en empathie te bevorderen
“Ik ben ervan overtuigd dat de geesteswetenschappen en dan vooral de literatuur een belangrijke rol kunnen spelen in het trainen van sociale empathie. Een roman lezen is bijvoorbeeld minder passief dan tv-kijken. Je zet er je verbeelding bij aan het werk, bekijkt de wereld door de ogen van iemand anders en je bouwt ermee aan de morele verbeelding die nodig is voor solidariteit. Als studenten niet meer lezen, verliezen we niet alleen op het vlak van geletterdheid maar ook wat diepere vermogens tot empathie en verbondenheid betreft. Ook technologie werkt dat tegen. Smartphones hebben de neiging om ons af te zonderen in ons eigen kleine wereldje. Toen we vroeger samen tv-keken gaf dat mensen nog iets om over te praten en te delen. Solidariteit moet het niet louter hebben van ronkende toespraken en grote gebaren, maar berust op kleine, herhaalde interactie: een babbeltje met de buren, alledaagse ervaringen delen, gemeenschappelijke referentiepunten. Als die er niet zijn wordt het veel moeilijk om echte samenhorigheid te koesteren.”
“Voor mij is solidariteit tegelijk een moreel denkbeeld als een doorleefde praktijk. Het is iets waar we elke dag opnieuw moeten aan werken door hoe we samen denken, (dag)dromen en handelen.”
Een voorbeeld van hoop als morele plicht: een inheemse tuin aanleggen
We vragen professor Scholz wat ze denkt over de manier waarop we naar zorgzamere samenlevingen evolueren. Ziet zij hoopgevende signalen of praktijken?
“Als ik naar de toekomst kijk blijf ik zeggen dat hoop levensnoodzakelijk is maar ook dat het niet altijd gemakkelijk is om hoopvol te blijven. Ik word soms zelf cynisch als ik naar het beleid in de Verenigde Staten en wereldwijd kijk. Hoop wordt echter nooit door instellingen alleen gegenereerd. Hoop ontstaat wanneer we relaties leggen die ons met anderen verbinden, ook als die onze politieke of ideologische inzet niet delen. Het is niet onze stem voor een bepaalde kandidaat die hop geeft, maar veeleer de gedeelde waarden en de andersoortige relaties die ontstaan als we ons inzetten voor het floreren van de collectiviteit.”
"Ik weiger ook om de hoop in onze publieke instituties op te geven. Instituties in de zin van rechtsinstellingen spelen een belangrijke rol in het verdelen van de beperkte middelen. Ze zijn echter zelf beperkt in hoe ze de aandacht en inzet en het vertrouwen kunnen bevorderen dat tot echte authentieke zorg leidt."
“Een praktijk die dit goed illustreert is de beweging voor inheemse tuinen. Een tuin aanleggen is op zich al een hoopvolle en op de toekomst gerichte daad. Tuinieren met inheemse planten in het bijzonder staat voor aandacht voor de concrete plek, ecologische verantwoordelijkheid en verbinding met de lokale gemeenschap. Door inheemse soorten te kweken die goed zijn voor de bestuivers brengt de tuinier niet alleen schoonheid maar ook ecologisch en sociaal welzijn tot stand. Werken met inheemse planten is een beweging, geen ‘project’. Je zegt ermee wat je waardeert, hoe je je opstelt, wat je activisme inhoudt. Hier zijn we, we tuinieren. We brengen schoonheid tot stand en tegelijk voorzien we deze habitat en zijn inwoners van voedsel. Voor mij was dat een geweldige uiting en een daad van zorg waaruit blijkt hoe die zorg voor het land en de ruimte ook de zorg voor onze buren omvat.
“Tuinieren met inheemse planten werkt bovendien ook gemeenschapsopbouwend. Buren zoeken elkaar op over hun tuinen, halen de banden aan en herscheppen samen verwaarloosde hoekjes in de stad in groene omgevingen. Uit een onderzoek in Philadelphia bleek bijvoorbeeld dat groene ruimte aanleggen op braakliggende gronden een aanzienlijke afname van de criminaliteit voor gevolg heeft. Dat illustreert perfect hoe zorg voor het milieu ook rechtstreeks het menselijke welbevinden en de solidariteit ten goede komt. Zulke initiatieven van burgers, hoe kleinschalig ook, blijken dus in staat om gemeenschappen in een nieuwe plooi te leggen, de solidariteit te bevorderen en hoop te bieden.”