Dirk De Wachter
Verontwaardiging als motor voor een zorgzame samenleving
Lees het artikel hieronder of download de pdf
Dirk De Wachter over zorg, zingeving en de staat van de samenleving
Professor Dirk De Wachter is als psychiater verbonden aan UPC Kortenberg. Hij is expert in systeem- en familietherapie en werkt oa. als supervisor aan de KU Leuven. Dirk De Wachter is bekend als auteur van boeken en lezingen met maatschappijkritische insteek.
Zorg is geen extraatje, het is het fundament
Caruna stimuleert reflectie over de zorgzame samenleving van morgen. Dat is een maatschappelijke dialoog. Maar Dirk De Wachter start met een persoonlijke noot. “Ik ben psychiater. Zorg is mijn roeping, mijn zijn. En daar ben ik heel dankbaar voor. Zorg is voor mij het fundament van het menselijk bestaan. Niet iets bijkomstigs, niet iets wat er pas bij komt als de rest in orde is. Het is het wezen zelf van mens-zijn.”
Met verwijzingen naar Levinas en Heidegger benadrukt De Wachter dat de mens slechts ten volle bestaat in relatie tot anderen. ‘Mit-einander sein’, noemt Heidegger het. “Voor mij is dat een heel fundamenteel inzicht: het menselijk bestaan ís samenzijn. En dat met-elkaar-bestaan, dat gebeurt ‘in Sorge’, zo leerde ik van Heidegger. Fundamenteler kan je het haast niet stellen. Ons wezen is zorgzaam omgaan met elkaar”, zo stelt De Wachter. Met Levinas gaat hij nog een stap verder. “Er is eerst de Ander, en dan pas ben ik. Doordat de Ander mij aankijkt, en ik zijn blik beantwoord, word ik mens.” Voor De Wachter is dit geen abstracte wijsbegeerte, maar het kloppende hart van zijn roeping als psychiater.
De kleine goedheid: onzichtbaar maar essentieel
Dirk De Wachter: “Goede zorg is met een kleine g, niet met een grote G. Ik doe bijvoorbeeld nog veel consultaties. Ik beantwoord de vele mails die ik ontvang van mensen die mijn boeken lezen, of filmpjes bekijken van mijn lezingen. Ik blijf dat doen, omdat het voor mij de essentie is hoe we zorg omschrijven: de aanwezigheid van mens tot mens. Als ik volgend jaar met pensioen ben zal ik stoppen met commissies en officiële rollen, maar hoop ik de mens in de consultatieruimte nog lang te mogen ontvangen.”
Hij verwijst naar theoloog Roger Burggraeve die de kleine goedheid als het ‘onnozele’ goede omschrijft. “Dat kleine gebaar is immers nooit in cijfers te vatten. Ik registreer de mails niet die ik beantwoord. Evenmin is het in beleidsdocumenten te gieten. Het ontsnapt aan onze categorische manieren van denken in het Westen. We willen altijd weten: wat is het juist? Hoe groot, hoeveel procent? Maar het kleine goede ontsnapt daaraan. Het is weg. En dat is net de essentie van goede zorg. Goede zorg is altijd opnieuw afstemmen, hoogst individueel. In de waarachtigheid en kwetsbaarheid van mens tot mens.”
De zorgzame samenleving tussen hoop en systeemkritiek
Die kleine kwetsbare essentie van zorg situeert zich in een samenleving die door turbulente tijden gaat. Dirk De Wachter: “Ik vind deze tijden onrustwekkend en ben oprecht bezorgd over maatschappelijke evoluties. Toch ben ik geen oudtestamentische onheilsprofeet. Ik ben een hoopvolle mens. Als psychiater zoek ik ook in de grootste duisternis naar de barst waarlangs het licht kan binnenkomen. Dat is wat ik doe en waarin ik geloof. Als je goed kijkt, zie je ook overal telkens opnieuw engagement. En ik heb het grote geluk dat ik daar vaak een stuk bij betrokken word. Ik ben daar heel dankbaar voor.
Jonge mensen die zich engageren in de zorg in mijn vakgebied, voor mensen met psychiatrische kwetsbaarheid, maar ook daarbuiten: voor het globale zuiden, voor minderheidsgroepen, voor mensen met een andere genderoriëntatie, voor mensen van kleur, voor vluchtelingen … Dat engagement is er altijd. En daarmee kom ik, met mijn excuses, opnieuw bij Levinas uit. Dat kleine goede is niet uit te roeien. Precies omdat het zó klein is, zó onvatbaar, kan het niet vernietigd worden.”
Maar de hoopvolle mens De Wachter waarschuwt voor een al te optimistisch discours: “Mijn positief mensbeeld is geen vrijgeleide om niets te doen. We zijn het wel verplicht om ons te blijven ver-ont-waardigen over de toestand van de wereld. Vandaar mijn wapenspreuk, die ik van Stéphane Hessel heb overgenomen:
“Kijk rondom u. Wees verbaasd — verbijsterd zelfs — over wat er in uw straat aan onrecht gebeurt. En doe iets.”
De structuren die zorgzaamheid mogelijk maken
Om de verhouding tussen de kleine goedheid en de zorgzame samenleving te schetsen, gebruikt De Wachter de metafoor van de speedboot.
“Ik heb de maatschappij ooit vergeleken met een speedboot en die metafoor is wat blijven hangen. Ik heb die boot ‘Tina’ genoemd, naar het letterwoord voor ‘There Is No Alternative’. Onze samenleving is als die speedboot. Ze raast vooruit, steeds sneller. Dat is de groeieconomie, de logica van vooruitgang en productie. Er lijkt geen alternatief. Vooraan op de boot staan succesvolle, gebronsde jongens, met de wind in de haren, triomfantelijk vooruit te kijken. Ze zeggen: ‘Kijk eens waar we naartoe gaan! Fantastisch, deze vaart.’ En ze worden bewonderd. Ze hebben afgetrainde lichamen en naast hen staan vrouwen in bikini’s. Ik maak een karikatuur om het beeld scherp te krijgen. Maar achter in de boot … Daar is het wat minder evident. Door de snelheid en de golven verliezen sommige mensen hun evenwicht. Ze raken in de problemen. Sommige vallen zelfs in het water. Ikzelf vaar net als vele andere zorgverleners rond in een klein rubberbootje. Ik probeer mensen die overboord zijn gegaan weer op te pikken. Ik geef ze droge kleren, een warme maaltijd. Ik heb zelfs een microgolf in mijn bootje, stel je voor. Maar het zijn er tegenwoordig zóveel … dat er wachtlijsten zijn voor mijn rubberbootje. Dat is een probleem.”
De Wachter toont zich kritisch voor een maatschappelijk discours van zelfredzaamheid waarin de verantwoordelijkheid voor een goed, gezond en welvarend leven bij het individu wordt gelegd: “In mijn metafoor zie ik dat men als oplossing voor de wachtlijsten zwemvesten gaat gooien. Met een zwemvest moet je zorgen dat je zelf tot bij de boot geraakt, het wankele laddertje opklimt en opnieuw flink op de boot staat. Daarover heb ik mijn twijfels.”
De Wachter legt uit dat zijn metafoor getekend is door zijn werk als psychiater. “Zorgen voor wie maatschappelijk uit de boot valt doet je nadenken over de aard van de boot”, zo legt hij uit. Zijn eerste boek ‘Borderline Times’ is uit dat nadenken ontstaan.
“De snelheid van onze samenleving lijkt fantastisch, maar ze beneemt ons de adem”
Twee fundamenten zijn cruciaal in het denken over een zorgzame samenleving, zo stelt Dirk De Wachter. “Ten eerste is er de verantwoordelijkheid en zorgzaamheid voor elkaar, voor onze naasten. Als je op de boot staat en je ziet iemand die het moeilijk heeft, dan zeg je: ‘Kom wat meer in het midden staan, ik help je wel. Ik hou je vast.’ Dat is de zorg van mens tot mens. Maar ten tweede — en dat is even belangrijk — heb je een stevige reling nodig aan de achterkant van de boot. Die reling wordt gevormd door onze sociale zekerheid, onze sociale voorzieningen, een rechtvaardig woonbeleid, menswaardige leeflonen, … Dat zijn de dienstbare structuren waaraan mensen zich kunnen vasthouden, wanneer ze aan de rand staan.”
“Er is trouwens nog een derde factor, maar die overstijgt wellicht uw vraag: de snelheid van de boot zelf. Ik ben geen econoom, maar ik stel me soms vragen bij onze obsessie met groei. De snelheid is immers niet alleen onhoudbaar voor de mens. Ze is ook nefast voor het visbestand en het ecosysteem van onze oceanen.”
Verder denkend over de reling van de boot voegt hij ook de idee van een basisinkomen toe. “Ik geloof dat we nood hebben aan een zorgsysteem dat kan bestaan zonder de dwang van de diagnostiek. Ik ben namelijk ook heel kritisch over het medicaliseren van elk probleem. Waarom moeten mensen elk jaar bewijzen dat ze ziek zijn? Geef ze een leefbare basis, zonder vernedering.”
Verontwaardiging begint dichtbij
‘Indignez-vous’ is de lijfspreuk van De Wachter. Hoe werkt die verontwaardiging als motor van verandering?
“We verontwaardigen ons terecht over Gaza of Congo. Maar tegelijk vergeten we onze eigen buurvrouw die al weken niemand gezien heeft.” Verontwaardiging is voor De Wachter geen grootse politieke daad, maar een ethische reflex. “Laat je raken door de ander, dichtbij, en doe iets. Een telefoontje, een blik, een gesprek. En tegelijk wil ik ook mijn waardering uitspreken: er zijn veel mensen die zich engageren, op de barricaden staan, ook op grote schaal. En meestal — niet altijd, maar meestal — zijn de mensen die zich inzetten voor het grote verhaal óók degenen die het kleine verhaal omarmen. Daarom blijf ik verwijzen naar het ‘indignez-vous’ van Stéphane Hessel.
Verontwaardiging is het omgekeerde van zelfgenoegzaamheid. Daarover is De Wachter streng: “Zelfgenoegzaam worden is misschien nog het ergste kwaad. Zelfgenoegzaam achterover leunen en denken: ‘Het gaat toch goed, de restaurants zitten vol, wat zitten we te zeuren?’ Ga dan alstublieft kijken waar de restaurants niet vol zitten. Daar hangen jongeren rond, dakloze mensen, mensen zonder doel of plek in de samenleving. Mensen die het risico lopen om in de criminaliteit terecht te komen, gewoon omdat er geen draagkracht is en geen omkadering. De verontwaardiging daarover is een ethische plicht, een noodzaak.”
“Die ethische plicht geldt trouwens ook voor het middenveld, onze zorgorganisaties: vakbonden, politieke partijen, ziekenfondsen … Als zij zelfgenoegzaam zeggen ‘wat wij doen is goed’, dan is dat gevaarlijk. Want je moet altijd blijven bijsturen. De wereld verandert. De behoeften veranderen mee. Je moet jezelf blijven bevragen.”
“Zorg is nabijheid. Niet uitbesteed aan structuren, maar verankerd in menselijke relaties”
En het is daar ook, in de verontwaardiging over het concrete lijden, dat we hoop en voeding kunnen vinden voor de zorgzame samenleving van de toekomst. De Wachter is bijvoorbeeld peter van het Young Fenix-project in Antwerpen. “Dat bestaat uit vrijwilligers, psychologen, therapeuten, sociaal werkers …, die jongeren aanspreken die het risico lopen op eenzaamheid, racisme, druggebruik, geweld, criminaliteit. Wat Young Fenix doet is het kleine goede. Met geduld en voorzichtigheid jongeren telkens opnieuw aanspreken: ‘Hoe gaat het met u? Kom, we gaan wat praten op het pleintje.’ Ik ben ontzettend fier dat ik dat initiatief mag ondersteunen.”
“De grote zorgstructuren kunnen dit niet vatten. Levinas zegt dat ook: grote structuren schieten per definitie tekort. Ze zijn nodig, want ze vormen het skelet. Maar het skelet komt pas tot leven door mensen die zich laten verontwaardigen door de nood van de ander aan zorg en nabijheid. Altijd opnieuw.”
Zorg als zingeving in een seculiere tijd
Dirk De Wachter nodigt verder uit tot dankbaarheid voor het geschenk van ‘te mogen zorgen voor de ander’. “Kijk, ik heb van zorg mijn beroep gemaakt, en verdien er mijn kost mee. Niet zoveel als cardiologen, dat klopt, en jammer genoeg zorgen de artsenlonen weer voor veel ophef. Maar dat is het punt niet. Het punt is dat je in de zorg voelt: wat ik doe, doet ertoe. Zorgen is dus baatzuchtig: het geeft zin. Ook daarin heeft Levinas mij gerustgesteld wanneer hij zich tegen een ideaal keerde van zorg als zelfopoffering. Dat klopt niet. Het is juist belangrijk om stil te staan bij wat je ‘terugkrijgt’ door zorg op te nemen.”
In een samenleving die haar religieuze fundamenten verloren heeft, wordt zorg zelf een vorm van zingeving. De Wachter is daar helder over: “Zorg is de zin. Het is het antwoord op de vraag: ‘wat heb ik vandaag voor een ander betekend?’ Dat is ook wat ik bedoelde met Borderline Times. De zingevingscrisis heeft ook te maken met de snelle secularisering van onze samenleving. We hebben op één generatie tijd God overboord gegooid. En nu moeten we zelf betekenis geven. Sommige gereformeerden in Nederland — ik ben daar populair, vreemd genoeg — zeggen dan: ‘Zonder God verdwijnt de zorg.’ Maar ik denk dat niet. Ik denk dat zorg zó fundamenteel menselijk is, dat ze ook zonder God blijft bestaan. Misschien met een ander soort goddelijkheid, zoals Spinoza beschrijft: iets meer fluïde.”
“Kijk dan eens naar het voorste stuk van de speedboot en de mensen die bruin gebrand met de haren in de wind bewonderd worden door modellen. Na een tijdje vragen ze zich ook af: ‘Is dit het dan?’ Dan zeg ik: ‘Verlaat je plek vooraan. Ga eens achteraan kijken. Zoek daar de mensen in nood op en doe iets.”
Zijn eigen ervaring als kankerpatiënt bevestigde dit. Niet de technologie redde hem van de ontmenselijking, maar de verpleegkundige die zijn deken rechttrok, de poetsvrouw die even haar verhaal vertelde. “Zij maakten mij terug mens.”
“Ik heb geschreven over mijn ervaring als patiënt. Ik kan u zeggen: we hebben een fantastisch zorgsysteem. Als ik in de Verenigde Staten woonde, dan was ik nu immers misschien failliet. Maar het gaat me vooral om de zorgverleners: de dokters (heel bekwaam), de verpleegkundigen (ze ‘bemensen’ me) en de poetsvrouw die haar verhaal vertelde. Het is toch daar dat de ultieme zin van het leven ergens te vinden moet zijn, denk ik dan …”