Pauline Boeckxstaens
De toekomst van de zorg ligt in het versterken van echte, menselijke interactie en reflectie. Daarin schuilt haar grootste kracht.
Lees het artikel hieronder of download de pdf
“Zorg betekent voor mij in de eerste plaats intermenselijk contact: nabijheid, aandacht, en het vermogen om aanwezig te zijn bij de ander, ook zonder pasklare oplossingen”, zegt Pauline Boeckxstaens, huisarts, onderzoeker en lesgever. “Zorg is geen optelsom van handelingen of technische prestaties, maar een gedeelde menselijke ervaring, geworteld in wederzijds respect en betekenisvolle relaties. Zorg is evenzeer een kwestie van reflectie als van actie: telkens opnieuw afwegen wat er echt toe doet voor die specifieke persoon, in die specifieke context.
Pauline Boeckxstaens pleit voor een zorgomgeving die informele zorg waardeert, zonder ze te overbelasten. “Zorg gebeurt ook thuis, op het werk, in de buurt. Zorg is ook: mensen helpen hun specifieke evenwicht te vinden tussen professionele en persoonlijke rollen en hen ondersteunen in het opnemen van betekenisvolle verantwoordelijkheden, zonder dwang, controle of oordelen.” In die zin is zorg ook een maatschappelijke opdracht: voorwaarden creëren die menselijke waardigheid, autonomie en verbondenheid mogelijk maken.
Pauline Boeckxstaens is huisarts in het Wijkgezondheidscentrum Botermarkt in Ledeberg en docent aan de Universiteit Gent, waar ze verbonden is aan de vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg. Ze combineert haar klinisch werk met onderzoek naar doelgerichte zorg, multimorbiditeit en de organisatie van de eerste lijn. Pauline is een bruggenbouwer tussen praktijk en beleid, wetenschap en menselijkheid. Haar werk vertrekt steeds vanuit één centrale vraag: ‘Wat is écht belangrijk voor de patiënt?’ Binnen de Academie voor de Eerste Lijn is ze een drijvende kracht achter de integratie van doelgerichte zorg in onderwijs en praktijk.
“De essentie van zorg ligt in het dagelijkse, fysieke contact, van mens tot mens. Voor elkaar zorgen, wederzijds”, zo stelt Pauline. “Ook als het gaat om een hypercomplexe openhartoperatie of een intensieve kankerbehandeling. Zelfs in zulke technische contexten blijft dat menselijke aspect centraal staan. Denk aan de zorg van een moeder voor haar kind, of aan de warmte van een omgeving die een pasgeborene verwelkomt. Maar ook aan iets eenvoudigs als ’s avonds eten maken voor je kinderen na de handbaltraining.” Zorg is verweven met het leven zelf. Intermenselijk contact vormt het fundament.
Dat kan ook op de werkvloer. Soms zie je aan iemand dat het niet goed gaat. Een blik, een houding. En dan kan een klein gebaar al genoeg zijn: een hand op de rug, een stukje chocola ... Ook dat is zorg. Zonder woorden, maar vol betekenis. Iets wat iedereen op zijn of haar manier kan doen.
Zorg bestaat in alle vormen: informeel, formeel, eenvoudig of complex. Tijdens de coronapandemie hebben we vooral dat menselijke gemis gevoeld. De nabijheid werd ons ontnomen en dat heeft ons doen beseffen hoe essentieel die is. Daarom moeten we zorg breder definiëren. Niet alleen professionele zorg verdient erkenning, maar ook de informele zorg van familie, buren en vrienden. Pauline wijst op het toenemende belang van het informele netwerk in de zorg.
Mensen moeten opnieuw ruimte krijgen om voor elkaar te zorgen. Gewoon, door samen te leven. Tegelijk moeten we waakzaam blijven. Initiatieven zoals ‘zorgzame buurten’ zijn waardevol, maar mogen geen excuus worden voor het systeem om de verantwoordelijkheid af te schuiven op het individu. Zorg is en blijft een maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Reflectie als kompas voor doelen, middelen en acties
We moeten opletten dat we mensen niet aansprakelijk maken voor het informele netwerk dat ze hebben, gewoon omdat het formele zorgaanbod vastloopt. Dat is een voortdurende evenwichtsoefening. “En daarom zou ik aan de definitie van zorg iets willen toevoegen, namelijk ‘reflectie’. Reflectie over de acties die zorg uitmaken”, legt Pauline Boeckxstaens uit. “We beschikken over zoveel mogelijkheden en ideeën in de gezondheidszorg, het welzijnswerk en het informele veld. Maar telkens moeten we ons afvragen: draagt deze actie bij aan wat voor die persoon écht belangrijk en betekenisvol is?”
Of het nu gaat om een knieoperatie, een kankerbehandeling, dagelijkse thuisverpleging of een integratietegemoetkoming … dat zijn allemaal acties die zorg vormen. En die dus vragen om reflectie. “Die reflectie gaat ook over de acties van de mantelzorgers. Als zorgteam moet je die mee monitoren. Raakt het informele netwerk uit balans, dan moet het formele systeem kunnen bijsturen of bijspringen. Professionals mogen de verantwoordelijkheid niet zomaar bij mantelzorgers leggen. Informele zorg is waardevol, zolang hij ook betekenisvol blijft voor wie die zorg geeft. Zolang het een keuze is en geen last wordt.”
“Die reflectie moeten we doortrekken in alle zorgacties, formeel en informeel,” beklemtoont Pauline. “Telkens opnieuw moeten we ons afvragen: Draagt deze actie bij aan wat voor deze persoon belangrijk is? En ziet de mantelzorger zelf betekenis in deze actie of wordt het een last?”
En Pauline licht dit toe: “Vanuit de literatuur en het veldwerk hebben we een kader ontwikkeld dat helpt om situaties te ontwarren. Het kader vertrekt vanuit het concept van doelgerichte zorg, met drie kernbegrippen als leidraad: levensdoelen, zorgdoelen en middelen waaruit acties voortvloeien (Gebaseerd op een kennismakingstekst over doelgerichte zorg van Pauline Boeckxstaens en An Ravelingien). Vaak willen we als zorgprofessionals vanuit onze reddersreflex snel ingrijpen: “Die man met dementie moet naar een dagcentrum”, “Die persoon met alcoholverslaving moet naar een ontwenningskliniek”, enzovoort. We verwarren dan het middel met het doel en verliezen het bredere perspectief van de persoon uit het oog.
Wat nodig is, is een reflectieve houding ten aanzien van doelen, middelen en concrete acties. Vertrekkend vanuit de levensdoelen en de waarden van de patiënt bepalen we welke zorgdoelen daarop aansluiten, en pas daarna welke middelen daartoe kunnen dienen. Niet omgekeerd. Bijvoorbeeld: wil iemand met diabetes graag op reis kunnen gaan? Dan is het zorgdoel zelfstandige zelfzorg op afstand, en het middel een aangepast dieet en monitoring.
Uitsplitsen van levensdoelen, zorgdoelen en middelen helpt ook wanneer er weerstand is of wanneer zorg geweigerd wordt. Door stil te staan bij de acties die al lopen en te onderzoeken op welke doelen ze inspelen, wordt vaak duidelijk waar de knoop zit. Bij morele dilemma’s, waar zorgdoelen en levensdoelen botsen, kunnen onderliggende waarden richting geven.
Het identificeren van levensdoelen is niet altijd eenvoudig. De vraag ‘Wat is voor jou een goede dag?’ blijkt vaak een laagdrempelige en krachtige ingang. Zelfs mensen die veel hebben moeten opgeven, kunnen vaak nog benoemen wat een goede dag voor hen betekent. Die elementen vormen een geschikt kompas voor hun leven en levensdoelen.”
Tussen autonomie en risico
In trainingen over doelgerichte zorg gaat het wel eens vaker over het thema ‘hoe omgaan met risico’s kan leiden tot dwang’. Dwang staat haaks op autonomie. Bij mensen met dementie grijpen we al snel naar dwingende maatregelen. Maar is dat altijd nodig?
“In onze wijk woonde een Turkse vrouw met dementie nog zelfstandig thuis. Ze ging cognitief sterk achteruit. Af en toe dwaalde ze rond op straat, maar ze werd gedragen door de mensen in haar buurt”, vertelt Pauline. “De vraag was niet: wat als er iets gebeurt? Maar eerder: hoe verhouden we ons tot dat risico, tot haar autonomie en tot zorgzaamheid? We moeten leren risico’s te tolereren.”
“Onlangs werd een patiënt van mij opgenomen in het ziekenhuis. Hij en zijn vrouw leefden erg op zichzelf. Al jaren probeerde ik thuisverpleging op te starten, maar ze weigerden telkens weer. De thuisverpleging mocht pas langskomen nadat de man was gevallen met de fiets, maar werd ook snel weer buitengezet. De laatste dagen thuis waren eigenlijk onverantwoord. De thuisverpleging startte pas op woensdag, terwijl hij vrijdag al opgenomen werd in het ziekenhuis en vandaar verhuisde naar een woonzorgcentrum. Het verpleegteam voelde zich te laat betrokken en uitte achteraf zijn frustratie: Waarom pas nu? Dit was mensonwaardig. Sommigen waren zelfs boos op mij als huisarts.”
“Ik heb het gesprek met het team gevoerd en hun bezorgdheid erkend. Zij hebben mij ertoe aangezet om mijn patiënt voor het weekend te laten opnemen. Maar ik geloof ook dat we soms die moeilijke situaties moeten toelaten. Soms zijn die drie dagen, drie weken of drie maanden over de grens van het ‘tolereerbare’ nodig om mensen zelf tot inzicht te laten komen.
Voor de vrouw van deze patiënt waren die drie dagen cruciaal. Ze had die tijd nodig om te beseffen: een opname in een woonzorgcentrum is onvermijdelijk. Nu bezoekt ze hem elke dag met de fiets. Het is zwaar, ze ziet zijn achteruitgang en lijdt mee. Maar het feit dat ze eerst de tijd kreeg om zelf tot die conclusie te komen, maakt toch een verschil.”
De rugzak als metafoor voor zorg
Als huisarts gebruikt Pauline vaak het beeld van de rugzak. Mensen dragen van alles met zich mee. In het wijkgezondheidscentrum kunnen we een plek bieden waar zij die rugzak even mogen uitladen. Alles mag op tafel. Samen kijken we, herschikken we, misschien gooien we iets weg. Maar op het einde gaat die rugzak weer mee naar huis, hopelijk met wat meer orde.
De valkuil? Dat wij als professionals die rugzak zelf meenemen. Natuurlijk raken sommige verhalen ons. Maar onze taak is niet om alles op te lossen, wel om mensen te helpen opnieuw overzicht te krijgen. Soms is het gewoon: samen kijken, samen ordenen.
Tussen preventie en controle
De spanning tussen autonomie en veiligheid speelt niet alleen bij het levenseinde of bij dementie, maar duikt ook op in preventie. Preventieve zorg wordt vandaag vaak ingevuld op een manier die mensen van alles ontraadt of verbiedt. Op consultaties gaan soms twintig minuten op aan overlopen van wat allemaal moet, of niet mag. Dat roept de vraag op: zijn we nog bezig met zorg, of met controle?
“Mijn patiënten mogen drinken, roken, zich ‘misdragen’. Niet omdat ik het goedkeur, maar omdat ik vind dat zorg een veilige plek moet zijn, waar mensen zich aanvaard voelen, met welk gedrag dan ook”, benadrukt Pauline. “Natuurlijk probeer ik hen te motiveren, maar het contact met de zorgverstrekker/hulpverlener moet in de eerste plaats veilig blijven. En ja, soms wijst een stagiair mij erop dat ik preventie wat laat liggen. Dan kantelt het weer, en heb ik er opnieuw meer aandacht voor.”
We moeten ons bewust zijn van wat we doen met al die cijfers, richtlijnen en cholesterolpillen. Het gaat over risicoreductie, maar soms dwingen we mensen. Terwijl zorg ook betekent: de ander aanvaarden zoals hij is. Niet alles hoeft te veranderen.
Pauline denkt aan een patiënt: analfabeet, spreekt de taal niet, leeft in armoede, heeft longkanker, rookt en drinkt. Een specialist stuurde een verslag met acht aanbevelingen, medisch allemaal correct. Eén daarvan luidde: ‘Deze man moet dringend Nederlands leren. Het is niet veilig dat hij zich niet kan uitdrukken in een medische urgentie’. “Medisch gezien had die collega gelijk en was zijn handeldswijze verantwoord”, stelt Pauline. “Maar zijn reactie was totaal niet afgestemd op de realiteit van die patiënt. Die wéét dat hij niet mag roken. Maar hij rookt. Laat hem alsjeblieft welkom blijven in ons zorgsysteem. Zodat hij zich niet afgeschrikt voelt door artsen die zeggen: ‘Je mag niet roken’, wanneer hij pijn krijgt door een metastase. Want zodra we te moraliserend worden, sluiten we mensen uit van zorg en niet zelden vinden we bij die patiënten de grootste noden.”
"Zorg is ook: mensen de ruimte geven om hun eigen keuzen te maken, zelfs als die risico’s inhouden. Autonomie staat voor mij bijna altijd boven veiligheid. Al zijn die afwegingen van verschillende waarden binnen interprofessionele teams in complexe zorgsituaties niet zelden voer voor discussie."
Tijdens een mentorgesprek kwam onlangs een andere situatie ter sprake. Een geneeskundestudent vertelde over een jonge vrouw met een verleden van druggebruik, die uitsluitend cola dronk. De studente, zelf afkomstig uit een veilige, nette omgeving, stapte een sociaal appartement binnen vol rommel en doodskoppen. Haar eerste reflex was: ‘Hier moet van alles veranderen.’ Maar tijdens het gesprek wam ze erachter dat de vrouw met een ernstige depressie kampt. Ze had geen perspectief om tachtig te worden. Dan wordt duidelijk: niets van wat je als hulpverlener zou willen voorstellen sluit aan bij wat die persoon zelf nog ziet veranderen.
Toch was die vrouw trots: ze gebruikte geen drugs meer en was begonnen met water drinken, iets wat ze vroeger nooit deed. Dat zijn kleine stapjes. Maar tegelijk grote successen. “Als je die niet als betekenisvolle zorg kunt zien, dan loop je vast,” stelt Pauline. “Want zorg is altijd te weinig, altijd te kort. Je kunt altijd meer doen. Maar veel dingen kunnen ook niet zomaar veranderen.
Durven tijd nemen
Waar het voor huisarts Pauline Boeckxstaens om draait, is tijd durven nemen. Niet per se in termen van langere consulten, maar tijd om te zien waar het met een patiënt naartoe gaat. Laatst vroeg een van haar collega’s in het wijkgezondheidscentrum zich af: ‘Waarom werk ik hier eigenlijk nog graag?’ Die vraag raakt aan iets fundamenteels. Zorgverleners twijfelen, zoeken, willen soms stoppen of veranderen. Misschien moeten we ons die vraag vaker stellen: Waarom zijn wij hier eigenlijk? Wat geeft ons werk betekenis?
“Dan denk ik aan een patiënt die ik begeleidde … Een jaar geleden zat die in een heel precaire, kwetsbare situatie. Vandaag is er merkbare verlichting. Niet omdat we armoede in rijkdom hebben omgezet – sommige levensomstandigheden blijven hardnekkig, maar omdat we nabij blijven en kleine stappen vooruit hebben gezet.”
In de chronische zorg zijn aandoeningen moeilijk of zelfs niet genezen. Wat dan telt, is tijd nemen, nabij zijn, kleine stappen zetten. Soms gewoon even samen terugkijken: ‘Zes weken geleden begonnen we met dit verhaal. Hoe is het nu?’ Dat is nabijheid. Dat is zorg. En soms is zorg alleen maar orde scheppen of gewoon zelfs maar over de schouder mee kijken in de chaos en soms is het zelfs tolereren dat het achteruit gaat in plaats van vooruit.
Omgaan met onzekerheid in de zorg
“Dikwijls is minder doen beter”, zegt Pauline Boeckxstaens stellig. “Als een patiënt met koorts een duidelijk klinisch beeld van pneumonie heeft, kan ik antibiotica starten zonder longfoto. Toch voeren we zulke onderzoeken vaak uit, vanuit een defensieve reflex of omdat we geen risico durven nemen. Zorg is evenwel geen optelsom van handelingen maar een proces van afwegen en stilstaan bij de consequenties of doelstellingen van elke actie. Is de diagnose pneumonie helder en de beslissing ‘opstart antibiotica’ genomen, dan vormt een aanvullende longfoto geen betekenisvolle actie meer.”
“We moeten als samenleving en als systeem wel een stukje risico en onzekerheid leren verdragen. Soms is het beste antwoord: ‘ik weet het niet’. Geen passiviteit, maar weloverwogen niet-handelen, in samenspraak met de patiënt.”
Dat geldt niet alleen voor artsen, maar ook voor burgers. Zoals bij een man met pijn in de bovenbuik: geen labo, geen scan, geen verwijsbrief, maar even afwachten, samen de onzekerheid verdragen. Niet alles wat technisch mogelijk is, is noodzakelijk. Niet-handelen vraagt moed, communicatie en nabijheid. Het is een actieve beslissing om iets níét te doen, omdat het niet bijdraagt aan een betekenisvol zorgdoel. En net dat kan leiden tot minder overbodige acties, minder zorglast, en meer ruimte voor wat er echt toe doet.
Met de toenemende druk op het systeem, de vergrijzing, de personeelstekorten … is het soms moeilijk om hoopvol te blijven. En toch gelooft Pauline dat doelgerichte zorg ons kan helpen om minder hard te werken. Niet minder betrokken, maar met minder van wat toch niet bijdraagt of van betekenis is. Zodat we naar huis kunnen met voldoening over de acties en wat we wel hebben gedaan.
“Moeten we echt elk risico hier en nu al uitsluiten? Misschien verwacht de samenleving dat van ons? Maar in mijn ervaring staan veel mensen open voor een gesprek over onzekerheid. Dan kan je samen kiezen voor watchful waiting. En als er dan twee maanden later iets blijkt te zijn zullen ze je niets verwijten, als je maar nabij bent geweest. Maar als je alles wegwuift met ‘het zal wel niks zijn’, dan krijg je die verwijten wél.”
Onzekerheid en risico tolereren, dat moeten we leren. Dat vraagt communicatie en tijd, maar leidt wel tot minder acties en daar kunnen we veel mee besparen. Waar we niet op mogen besparen is op nabijheid of menselijkheid. Dat zijn onze fundamenten. We moeten meer reflectie inbouwen op de technische reflexen van het systeem, die soms zelfs schade veroorzaken. Het uitgangspunt is niet zozeer kostenbesparing, maar wel een betekenisvolle inzet van de mensen en middelen die we hebben.
Ook in ziekenhuizen hoor je de jongste jaren vaker overwegingen als: we kunnen hier ook gewoon even afblijven en afwachten. We hebben allemaal in deze maatschappij een weg af te leggen om het ‘niet-handelen’ ook als medisch handelen te beschouwen.
“Ik denk dat we minder defensief moeten durven zijn. Natuurlijk spreek ik als huisarts. In mijn context is het meestal geen kanker of infarct. Maar af en toe word ik verrast en dan ben ik blij dat ik op mijn fingerspitzengefühl heb vertrouwd”, licht Pauline toe. “Zou ik neurochirurg zijn, dan zou mijn risicoperceptie anders zijn. Maar ik geloof dat we professionals meer mandaat kunnen geven om in onzekerheid te handelen. Nu zitten we vaak vast in procedures en protocollen die zeer defensief zijn en alle onzekerheid proberen uit te sluiten of weg te werken. En toch zullen onzekerheid en onvoorspelbaarheid en niet alles kunnen plannen, oplossen en controleren een realiteit blijven in zorg voor mensen.”
Over systemen en mensen: werk, zorg en rechtvaardigheid
We moeten zorg ook altijd in een bredere maatschappelijke context zien. Bij onze reflecties daarover moeten we bewust vanuit het basisprincipe vertrekken dat we als samenleving verantwoordelijkheid dragen voor elke burger die er deel van uitmaakt.
Kwetsbare mensen worden vaak van het ene systeem naar het andere doorgeschoven: van betaald werk naar mutualiteit, naar invaliditeit, naar VDAB of RVA, naar OCMW. En in elk traject start de oefening opnieuw om daar dan weer uit te geraken ... Als huisarts zie ik de meest kwetsbare mensen regelmatig in die draaimolen belanden.
De roep om reactivering klinkt luid, maar de echte problemen zijn vaak dieper: beperkte gezondheidsvaardigheden, geen werk op maat, alleenstaand ouderschap.
Vaak willen mensen wel werken maar botsen ze op de grenzen van het systeem. Denk aan alleenstaande moeders die wel als zorgkundige zijn opgeleid, maar het werk in een woonzorgcentrum niet kunnen combineren met hun gezin. Soms botsen we ook op verhalen die niet in vakjes passen. Zoals een man met een vermoedelijke ontwikkelingsstoornis, die nooit werd opgemerkt en uiteindelijk in detentie belandde. Is dat een zorgsituatie of een kwestie van schuld? Het is niet altijd duidelijk, maar het vraagt eigenlijk altijd om een zorgende blik. Zorg heeft geen baat bij oordeel.
Ook hoogopgeleiden haken trouwens af. Dat zien we aan de epidemie van burn-outs en mentale problemen, vaak bij erg jonge mensen. Werk verdient een betere invulling, niet vanuit dwang, maar als betekenisvolle activiteit en strategie voor zelfrealisatie. Systemen zoals een kliklijn voor artsen, waarbij werkgevers langdurige ziekte kunnen melden, zetten extra druk. Terwijl veel mensen met chronische pijn of beperkte vaardigheden eigenlijk echt wél willen werken, als er maar werk op maat is.
“Er is nog altijd te weinig samenwerking tussen zorg en arbeid(szorg)”, merkt Pauline Boeckxstaens op. “Mensen oriënteren naar werk dat voor hen betekenisvol en haalbaar is, gebeurt nog te weinig. We hebben wel systemen, maar die zijn voortdurend in verandering en de processen verlopen weinig geïntegreerd met zorg- en welzijnswerkers. Als we hierin werkelijk het verschil willen maken, moeten we inzetten op geïntegreerde zorg bij langdurige arbeidsongeschiktheid en arbeidsre-integratie, niet vanuit controle of dwang, maar vanuit zorg.”
Diezelfde zorglogica is ook van belang voor de mensen zelf die in de zorg werken. Als we erin slagen om in de zorg werkbaar werk te creëren, waarin zorgprofessionals van betekenis kunnen zijn voor hun patiënten, cliënten of bewoners en tegelijk ruimte ervaren om hun andere maatschappelijke en persoonlijke rollen op te nemen, dan denk ik dat we meer zorgprofessionals in de zorg kunnen houden. Het gaat daarbij niet alleen om loon of arbeidsvoorwaarden, maar om het gevoel ertoe te doen. Professionals moeten op het einde van de dag kunnen zeggen: ‘Ik heb vandaag voor een aantal mensen het verschil gemaakt’. Dat is zorg voor de professional op de werkvloer. Van betekenis zijn, niet alleen voor patiënten, maar ook voor elkaar.
Zorg voor de toekomst: relationeel, lokaal en gedeeld
“Er is geen boeiender tijd dan nu om in de eerste lijn te werken, onderzoek te doen, onderwijs te geven en mee te denken over beleid”, zegt huisarts en onderzoeker Pauline Boeckxstaens overtuigd. “Twintig jaar geleden was er nog geen sprake van eerstelijnszones of zorgraden met goesting om dingen in beweging te zetten. Vandaag wél. En ik ben dankbaar dat ik daaraan mag bijdragen.”
De toekomst van de geïntegreerde zorg ligt niet in nog meer digitale systemen, maar in relationele netwerken, dus in mensen die elkaar kennen, die elkaar kunnen bellen en die samen verantwoordelijkheid dragen. In mei 2025 werd dit nog eens verhelderd tijdens ICIC25, de Internationale Conferentie voor Geïntegreerde Zorg. Collega’s bespraken daar het SCOPE-project, dat Pauline sinds 2016 mee volgt. Ze kreeg toen als onderzoeker aan het Centre for Studies in Family Medicine (Western University, Ontario) de kans om een kwalitatieve analyse te maken van de interprofessionele samenwerking bij mensen met multimorbiditeit. Huisartsen, specialisten en allied health professionals kwamen er online samen in overlegmomenten, begeleid door een ‘nurse navigator’ die alles in goede banen leidde.
Bijna tien jaar later blijft van dit pilootproject uit 2016 de kern overeind van wat echt werkt: intermenselijke interactie, reflectie en logisch nadenken. De nurse navigator slaat immers niet alleen de brug tussen het ziekenhuis en de zorg- en welzijnssector in de eerste lijn, maar draagt ook zorg voor de professional zelf. De nurse navigator is laagdrempelig en aanspreekbaar, denkt mee en legt bruggetjes in complexe casussen waarin out of the box gedacht en gehandeld moet worden, en waarin een snelle verwijzing soms echt op zijn plaats is. Hieruit blijkt weer hoe samenwerking menselijk en toegankelijk moet zijn, en hoe het uiteindelijk de mensen zelf zijn die dat waarmaken en niet de (digitale) processen en systemen die we in place hebben voor efficiënte, gestroomlijnde zorg.
“De toekomst van de geïntegreerde zorg ligt niet in digitalisering, maar in menselijke interactie en reflectie. Alles wat we ontwikkelen, moet daarop inzetten en die interactie faciliteren.”
“Ook wij werken al jaren in een interprofessioneel team waarbinnen verschillende disciplines elkaar versterken”, vertelt Pauline. “Samen met huisartsen, verpleegkundigen, sociaal werkers, onthaalmedewerkers, gezondheidspromotoren, tandartsen, psychologen, een voedingsdeskundige en ondersteunende collega’s geven we dagelijks vorm aan geïntegreerde eerstelijnszorg. Zorg en welzijn komen hier echt samen, onder één dak. Net op de momenten dat ik als arts vastloop — medisch, sociaal of organisatorisch — ben ik zo dankbaar dat ik kan terugvallen op collega’s uit dat team. Samen maken we echt het verschil.”
“Als ik twee dingen zou mogen realiseren, dan zijn het deze: de structurele verankering van sociaal werk in de brede eerstelijnspraktijk en de afschaffing van de ziektebriefjes door huisartsen. Twee ingrepen die ruimte zouden scheppen voor reflectie, voor nabijheid, voor échte samenwerking. En dat is precies waar zorg om draait.
SCOPE (Seamless Care Optimizing the Patient Experience) is een vernieuwend initiatief in Toronto dat eerstelijnsprofessionals verbindt met een netwerk van specialisten, ziekenhuisdiensten en gemeenschapszorg. Centraal in dit model staat de ‘nurse navigator’, een ervaren verpleegkundige of gelijkwaardig profiel, die fungeert als vaste contactpersoon voor huisartsen. Deze navigator helpt bij het oriënteren binnen het zorglandschap, coördineert complexe zorgvragen en zorgt ervoor dat patiënten snel en gericht de juiste ondersteuning krijgen. Zo’n persoonlijke en toegankelijke schakel maakt zorg minder versnipperd en beter afgestemd op wat de patiënt echt nodig heeft. SCOPE toont hoe samenwerking, eenvoud en relationele continuïteit de kwaliteit van zorg fundamenteel kunnen versterken. scopehub.ca
Meer lezen over doelgerichte zorg
- www.academievoordeeerstelijn.be/knowledge/doelgerichte_zorg
- www.vivel.be/thema/doelgerichtezorg
- www.departementzorg.be/nl/alivia-voor-doelgerichte-zorg
- https://vlaamspatientenplatform.be/nl/doelzoeker
- Vanneste, L., Heymans, I., Belche, JL., Huybrechts, I., Van de Velde, D., De Vriendt, P., Haverals, R., Boeykens, D., Anthierens, S., Boeckxstaens, P. Implementation of Goal-Oriented Care in Belgium: Experiences from 25 Primary Care Organisations. International Journal of Integrated Care. 2025 May 2;25(2):7. doi: 10.5334/ijic.8983
- Van de Velde, D., Boeykens, D., Gauwe, V., et al. Goals should be defined as CLEVER before specifying them into SMART goals: A phenomenological hermeneutical study to facilitate the implementation of goal-oriented care in primary care. British Journal of Occupational Therapy. 2025;88(6):379-389. doi: 10.1177/03080226241311683